Les 11: Schapensnoeten
Terwijl de leerkracht een tekening steeds verder aanvult, ontdekken de kleuters over welk dier de les zal gaan. Ze herhalen de vijf symbolen van dierenwelzijn (eten en drinken, huisje, verzorging, niet bang zijn en kunnen doen als een echt schaap). Tot slot spelen ze een schapenquiz met voor elk symbool een meerkeuzevraag, gedifferentieerd voor de jongste en de oudste kleuters.
Beginsituatie
- De kleuters kennen de vijf symbolen van dierenwelzijn (zie thema dierenwelzijn).
Lesdoelen
- De kleuters herkennen de omstandigheden en kenmerken van een schaap.
- De kleuters begrijpen dat een schaap behoeften heeft en kunnen daar enkele voorbeelden van geven.
Eindtermen
- LO 1.32
- LO 3.9
- MV 1.1
- MM 1.2
- MM 1.11
- NL 1.1
- NL 1.2
Vooraf
- Kies de fotoquiz die past bij jouw kleuters (zie bijlage 3a of bijlage 3b).
1. Prikkel: Van silhouet naar tekening
Verzamel de kleuters rond de tekening van het schapensilhouet (zie bijlage 1).
Teken met zwart twee ogen en een neus op het silhouet.
- We zien hier een dier. Maar we weten nog niet zeker welk dier het is!
Heeft er iemand al een idee?
We zullen zien of het dat dier is ...
Teken met groen wat gras rond het schaap.
- Het is een dier dat gras eet.
Teken een hek achter het gras en het schaap.
- Het is een dier dat op een wei staat.
Teken een stal in of naast het gras.
- Het is een dier dat ook een stal nodig heeft.
Teken andere dieren in de buurt.
- Het is een dier dat in groep leeft.
Teken wol op het silhouet.
- Het is een ...? (Schaap.)
Het eindresultaat kan er ongeveer zo uitzien:
Meer bekijken en materiaal downloaden?
Maak een account aan en ontdek het volledige educatieve aanbod over dierenwelzijn.