Les 11: Schapensnoeten

Kleuteronderwijs - Jongste kleuters , Oudste kleuters
Landbouwdieren
Duur: 25 minuten
Les

Terwijl de leerkracht een tekening steeds verder aanvult, ontdekken de kleuters over welk dier de les zal gaan. Ze herhalen de vijf symbolen van dierenwelzijn (eten en drinken, huisje, verzorging, niet bang zijn en kunnen doen als een echt schaap). Tot slot spelen ze een schapenquiz met voor elk symbool een meerkeuzevraag, gedifferentieerd voor de jongste en de oudste kleuters.

Beginsituatie

  • De kleuters kennen de vijf symbolen van dierenwelzijn (zie thema dierenwelzijn).

Lesdoelen

  • De kleuters herkennen de omstandigheden en kenmerken van een schaap.
  • De kleuters begrijpen dat een schaap behoeften heeft en kunnen daar enkele voorbeelden van geven.

Eindtermen

  • LO 1.32
De kleuters kunnen een gepast bewegingsantwoord geven op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels.
  • LO 3.9
De kleuters kunnen in bewegingssituaties respectvol rekening houden met de veiligheid en de vermogens van andere kleuters en passen hun handelingen aan.
  • MV 1.1
De kleuters kunnen visuele waarneming en beeldend geheugen versterken en vergroten door beeldelementen te herkennen.
  • MM 1.2
De kleuters kunnen in een eenvoudige taal een recent gebeurde situatie waarbij zij betrokken waren in dialoog met een volwassene, beschrijven en vertellen hoe zij zich daarbij voelden.
  • MM 1.11
De kleuters kunnen bij een activiteit of een spel in een kleine groep, controleren of de anderen zich aan de regels houden.
  • NL 1.1
De kleuters kunnen een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen.
  • NL 1.2
De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen.

Vooraf

1. Prikkel: Van silhouet naar tekening

Verzamel de kleuters rond de tekening van het schapensilhouet (zie bijlage 1).

Teken met zwart twee ogen en een neus op het silhouet.

  • We zien hier een dier. Maar we weten nog niet zeker welk dier het is!
    Heeft er iemand al een idee?
    We zullen zien of het dat dier is ...

Teken met groen wat gras rond het schaap.

  • Het is een dier dat gras eet.

Teken een hek achter het gras en het schaap.

  • Het is een dier dat op een wei staat.

Teken een stal in of naast het gras.

  • Het is een dier dat ook een stal nodig heeft.

Teken andere dieren in de buurt.

  • Het is een dier dat in groep leeft.

Teken wol op het silhouet.

  • Het is een ...? (Schaap.)

Het eindresultaat kan er ongeveer zo uitzien:

Meer bekijken en materiaal downloaden?

Maak een account aan en ontdek het volledige educatieve aanbod over dierenwelzijn.