Les 4: Een dier in huis

Lager onderwijs - 2e graad , 3e graad
Gezelschapsdieren
Duur: 50 minuten
Les

Eerst beantwoorden de leerlingen vragen om te onderzoeken of ze graag een gezelschapsdier zouden willen. Dan doen ze een inlevingsoefening: ze benaderen een situatie vanuit verschillende personages, waaronder ook dieren. In een speeddate zoeken ze naar mogelijke oplossingen voor behoeften van zes huisdieren (hond, kat, cavia, konijn, kip en paard). Tot slot beantwoorden ze praktische vragen om te onderzoeken of ze voor gezelschapsdieren kunnen zorgen. Ze zien in dat het nemen van een huisdier een emotionele én praktische, maar vooral bewuste keuze moet zijn.

Beginsituatie

  • De leerlingen weten dat dierenwelzijn onderzocht kan worden aan de hand van vijf symbolen (zie thema dierenwelzijn).
  • De leerlingen beseffen dat gezelschapsdieren soorteigen kenmerken hebben en dat de omgeving daaraan aangepast moet zijn.

Tip! Geef eerst de twee lessen van het thema dierenwelzijn, zodat de leerlingen een goede basis hebben om van te vertrekken. In Les 3: Gezelschapsdieren ontdekken de leerlingen de soorteigen kenmerken van de gezelschapsdieren.

Lesdoelen

  • De leerlingen zien in dat niet iedereen voor een gezelschapsdier wil en kan zorgen.
  • De leerlingen kunnen een situatie vanuit het standpunt van een dier bekijken.
  • De leerlingen kunnen vanuit de behoeften van een dier oplossingen zoeken.

Eindtermen

  • WT 1.16
De leerlingen kunnen met enkele voorbeelden aantonen dat energie nodig is voor het functioneren van levende en niet-levende systemen en kunnen daarvan de energiebronnen benoemen.
  • WT 1.22
De leerlingen kunnen bij de verzorging van dieren en planten uit hun omgeving zelfstandig basishandelingen uitvoeren.
  • MM 1.1
De leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit.
  • MM 1.4
De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.

Vooraf

  • Lees wat achtergrondinformatie over de gezelschapsdieren, en meer specifiek over de hond, de kat, de cavia, het konijn, de kip en het paard. Neem een kijkje op de website www.huisdierinfo.be.
  • Zet eventueel de PowerPointpresentaties klaar, tenzij je ervoor kiest om de vragen mondeling te overlopen (zie ppt 1 en ppt 2).
  • Druk indien nodig het invulsjabloon af, zodat elke leerling er twee heeft (zie bijlage 1).
  • Leg de maskers of de hoofdbanden klaar.
  • Druk de kaartjes met de behoeften af, zodat er voor de helft van de klas een kaartje is (zie bijlage 2).

1. Prikkel: Wie wil er wel een gezelschapsdier?

Onderzoek aan de hand van een vragenlijst welke leerlingen graag een gezelschapsdier zouden willen. De vragen die hier gesteld worden, gaan voornamelijk over de emotionele redenen en voorwaarden om een dier in huis te halen. Op het einde van de les zal blijken dat er ook nog praktische voorwaarden zijn.

Laat de leerlingen zichzelf op een kladblad per vraag een score geven op vijf, waarbij 0 staat voor ‘helemaal niet’ en 5 voor ‘absoluut wel’. Als alle vragen beantwoord zijn, tellen ze de punten bij elkaar op om tot een totaalscore op 50 te komen.

Meer bekijken en materiaal downloaden?

Maak een account aan en ontdek het volledige educatieve aanbod over dierenwelzijn.