Les 4: Het perspectief van een gezelschapsdier

Secundair onderwijs - 3e graad
Gezelschapsdieren
Duur: 2 x 50 minuten (+ eventueel thuiswerk)
Les

De leerlingen gebruiken het kader van de vijf vrijheden om de behoeften van verschillende gezelschapsdieren (hond, kat, cavia, konijn, kip, paard of pony) op te zoeken op het internet. Vanuit het perspectief van het dier presenteren ze die aan de hele klas.

Beginsituatie

  • De leerlingen kunnen verschillende redenen opnoemen waarom mensen dieren in huis halen, ze weten dat dieren in asielen terechtkomen, en zien in dat daar verschillende oorzaken voor zijn, waarvan er een aantal voorkomen kunnen worden (zie Les 3: Een gezelschapsdier: een goed idee?).
  • De leerlingen weten dat dierenwelzijn onderzocht kan worden aan de hand van de vijf vrijheden (zie Les 2: Dierethiek en dierenwelzijn).

Lesdoelen

  • De leerlingen weten dat dieren een goed welzijn hebben als er aan al hun behoeften tegemoetgekomen wordt.
  • De leerlingen kunnen de vijf vrijheden invullen voor enkele veelvoorkomende gezelschapsdieren.
  • De leerlingen oefenen op het innemen van een ander perspectief.

Eindtermen

  • Leren leren
5. De leerlingen kunnen informatie samenvatten.
  • Leren leren
10. De leerlingen kunnen feedback geven en ontvangen over hun leerervaringen.
  • Stam
5. De leerlingen houden rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen.
  • Stam
13. De leerlingen kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken.
  • Stam
17. De leerlingen toetsen de eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen en trends aan verschillende standpunten.
  • Context 4: Omgeving en duurzame ontwikkeling
5. De leerlingen tonen interesse en uiten hun appreciatie voor de natuur, het landschap en het cultureel erfgoed.
  • Context 7: Socioculturele samenleving
2. De leerlingen gaan constructief om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen.
  • Natuurwetenschappen (ASO)
1. Eigen denkbeelden verwoorden en die confronteren met denkbeelden van anderen, metingen, observaties, onderzoeksresultaten of wetenschappelijke inzichten.
  • PAV (BSO)
1. De leerlingen kunnen uit mondelinge en schriftelijke informatie de essentie halen.
  • PAV (BSO)
3. De leerlingen kunnen ingewonnen informatie mondeling gebruiken.
  • PAV (BSO)
6. De leerlingen kunnen zich mondeling duidelijk uiten.
  • PAV (BSO)
11. De leerlingen kunnen relevante informatie in concrete situaties vinden, selecteren en gebruiken.
  • PAV (BSO)
12. De leerlingen kunnen informatie uit uiteenlopend tekstmateriaal begrijpen en gebruiken.
  • PAV (BSO)
13. De leerlingen kunnen spontaan gebruik maken van voor hen relevante informatie- en communicatietechnologie (ICT).
  • PAV (BSO)
16. Organisatiebekwaamheid: De leerlingen kunnen bij groepsopdrachten: overleggen en actief deelnemen, in teamverband instructies uitvoeren, reflecteren en bijsturen
  • Nederlands (ASO-KSO-TSO)
6. De leerlingen zijn bereid om: te luisteren; een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen; een ander te laten uitspreken; te reflecteren over hun eigen luisterhouding; het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten.
  • Nederlands (ASO-KSO-TSO)
18. De leerlingen zijn bereid om: te lezen; lezend informatie te verzamelen over een bepaald onderwerp; de verkregen informatie aan eigen kennis en inzicht te toetsen en te vergelijken met informatie uit andere bronnen; te reflecteren op inhoud en vorm van de teksten; hun persoonlijk oordeel over bepaalde teksten te formuleren, in vraag te stellen en eventueel te herzien.
  • Nederlands (ASO)
30. Bij het reflecteren op verbale en non-verbale communicatie tonen de leerlingen interesse in en respect voor de persoon van de ander, en voor de eigen en andermans cultuur.
  • Nederlands (KSO-TSO)
29. Bij het reflecteren op verbale en non-verbale communicatie tonen de leerlingen interesse in en respect voor de persoon van de ander, en voor de eigen en andermans cultuur.

Vooraf

  • Kies de elementen uit de lesvoorbereiding die passen bij jouw leerlingen en verzamel daarvoor het nodige materiaal.

1. Prikkel: Behoeften van mensen ‘meets’ behoeften van dieren

Brainstorm klassikaal over de behoeften van mensen.

  • Wat zijn behoeften? (Dingen die je nodig hebt.)
  • Wat hebben behoeften met welzijn te maken? (Je kan pas een goed welzijn hebben, als er aan je behoeften voldaan wordt. / Als er niet aan al je behoeften voldaan wordt, heb je een verminderd welzijn. / …)
  • Welke verschillende behoeften hebben mensen?

Noteer de antwoorden op het bord.

Meer bekijken en materiaal downloaden?

Maak een account aan en ontdek het volledige educatieve aanbod over dierenwelzijn.