Les 7: Het welzijn van boerderijkippen

Secundair onderwijs - 1e graad
Landbouwdieren
Duur: 50 minuten
Les

Aan de hand van een artikel over kooieieren zien de leerlingen in dat aandacht voor dierenwelzijn niet alleen een zaak is van de landbouwer, maar dat ook supermarkten daar een rol in kunnen spelen. Ze herhalen de begrippen van dierethiek (heerser, hoeder, vriend en gelijke) en leggen de link met de keuzes die mensen maken in het eten van vlees of dierlijke producten. Tot slot reflecteren de leerlingen over hun beeld van landbouwdieren.

Beginsituatie

  • De leerlingen hebben een realistisch beeld van de landbouwsector en meer specifiek van het traject dat kippeneieren en kippenvlees afleggen van de boerderij tot bij de consument. (zie Les 6: Boerderijkippen in beeld)
  • De leerlingen weten dat een pluimveehouder met veel verschillende factoren rekening moet houden om zijn bedrijf goed te kunnen runnen. (zie Les 6: Boerderijkippen in beeld)
  • De leerlingen weten dat je je op verschillende manieren kunt opstellen t.o.v. dieren: als heerser, als hoeder, als vriend of als gelijke. (zie Les 2: Wat is dierenwelzijn?)

Lesdoelen

  • De leerlingen weten dat consumenten op verschillende manieren een invloed kunnen uitoefenen op het welzijn van landbouwdieren.
  • De leerlingen begrijpen dat supermarkten in staat zijn om verandering te brengen in het systeem om het welzijn van landbouwdieren te verbeteren.
  • De leerlingen zijn bereid om na te denken over hun eigen houding ten opzichte van landbouwdieren en om na te denken over hun eigen eet- en koopgedrag.

Eindtermen

A- en B-stroom

  • 7.2°
De leerlingen gaan respectvol en constructief om met individuen en groepen in een diverse samenleving. (attitudinaal)
  • 7.7
De leerlingen onderbouwen een eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen, thema’s en trends met betrouwbare informatie en geldige argumenten. (transversaal)
  • 7.12
De leerlingen lichten de complexiteit en verwevenheid van duurzaamheidskwesties toe. (transversaal)
  • 11.1
De leerlingen beargumenteren hun keuzegedrag bij aankopen rekening houdend met hun behoeften en beïnvloedende factoren.
  • 15.4
De leerlingen maken onderbouwde keuzes aan de hand van aangereikte criteria en aangereikte strategieën.

A-stroom

  • 2.8
De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.

B-stroom

  • 2.7
De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.

Vooraf

  • Kies de elementen uit de lesvoorbereiding die passen bij jouw leerlingen en zoek daarvoor het nodige materiaal.
  • Overweeg om deze les transversaal aan te pakken, door de activiteiten in verschillende vakken te integreren.

1. Prikkel: Een stelling

Herinner de leerlingen aan het traject van broedei tot maaltijd dat ze in de vorige lessen hebben opgebouwd. (zie Les 6: Boerderijkippen in beeld)

  • Of het nu om eieren of om vlees gaat, elk traject eindigt hetzelfde. Wie staat er aan het eind van het traject? (De consument)
  • De consument kan de eieren en het kippenvlees kopen of niet kopen. Daarin maakt elke consument een eigen keuze.
  • Ik neem jullie nu mee in een mogelijke denkwijze.

Lees of projecteer een stelling.

‘Het maakt niet uit wat ik als consument van het welzijn van landbouwdieren vind. Als het vlees in de supermarkt ligt, is het dier al geslacht en kan ik het net zo goed kopen en opeten.’

  • Klopt die redenering?
  • Voel je dat er iets wringt of niet klopt?
  • Wat zou dat volgens jou kunnen zijn?

Meer bekijken en materiaal downloaden?

Maak een account aan en ontdek het volledige educatieve aanbod over dierenwelzijn.